Jezus vroeg: ‘Waar praten jullie over?’ Verdrietig bleven de twee leerlingen staan. Een van hen heette Kleopas. Hij antwoordde: ‘Jij komt hier zeker niet vandaan? Weet je dan niet wat er de afgelopen dagen in Jeruzalem gebeurd is?’
‘Wat dan?’, vroeg Jezus. Toen vertelden de leerlingen wat er gebeurd was met Jezus. Ze zeiden: ‘Jezus van Nazareth was profeet. Hij was een man die machtige en belangrijke dingen zei en deed in de ogen van God en van de mensen. Maar onze priesters en de machtige mannen hebben hem aan Pilatus uitgeleverd om te laten veroordelen. Ze hebben hem gekruisigd. En wij hoopten nog wel dat hij degene was die ons volk ging verlossen! Maar het is nu al de derde dag na zijn dood. Vanmorgen hebben een paar vrouwen uit onze groep ons zelfs erg in de war gebracht. Ze waren vanochtend vroeg naar het graf gegaan. Toen hebben ze ontdekt dat het lichaam van Jezus er niet lag. Ze vertelden zelfs ook dat ze engelen hadden gezien die vertelden dat Jezus leeft. Sommigen van ons zijn toen ook bij het graf gaan kijken. En alles was precies zoals de vrouwen gezegd hadden. Maar het lichaam van Jezus zagen ze niet.’
Nadat de mannen dit verteld hadden, zei Jezus: ‘O dommeriken, jullie begrijpen het nog steeds niet! Waarom geloven jullie niet wat de profeten gezegd hebben! Jullie wisten toch dat de verlosser, de Messias, eerst moest lijden voordat hij koning kon worden?’ En Jezus legde hun uit wat er in de heilige boeken stond. Hij begon bij de boeken van Mozes en al de profeten.
Zo kwamen ze bij het dorp Emmaüs. Jezus deed alsof hij verder moest. Maar de twee leerlingen drongen aan: ‘Blijf toch bij ons, want de dag is al bijna voorbij en het wordt al donker.’ Toen ging Jezus met hen mee. Tijdens het eten nam Jezus het brood. Hij dankte God, brak het brood in stukken en deelde het uit. Op dat moment herkenden de leerlingen Jezus. Maar direct daarna zagen ze hem niet meer.
Toen zeiden ze tegen elkaar: ‘Voelde jij het ook, dat ons hart helemaal warm werd, toen hij onderweg met ons praatte en de heilige boeken uitlegde?’ En meteen stonden ze op en gingen terug naar Jeruzalem. Ze gingen naar de elf leerlingen, die daar bij elkaar waren met de anderen van hun groep. De leerlingen waren opgewonden en zeiden: ‘Jezus is echt opgestaan, Simon heeft hem gezien!’ En toen vertelden de twee leerlingen wat ze onderweg meegemaakt hadden. En dat ze Jezus herkend hadden toen hij het brood brak.