HET VERHAAL OVER ‘DE EMMAÜSGANGERS’
Naar het bijbelverhaal in het Evangelie van Lucas Hoofdstuk 24; 13-35
Lees het verhaal voor en kijk samen naar de vertelplaat.
Twee vrienden van Jezus lopen naar het dorp Emmaüs. Ze praten over alles wat er is gebeurd. “Weet je nog? Twee dagen geleden hebben we Jezus begraven. Wat waren we verdrietig. En vanmorgen zagen de vrouwen dat het graf leeg was. Hoe kan dat nu? Ik voel me nog steeds een beetje verdrietig. Ik mis Jezus.”
Ineens komt er een man naast de vrienden lopen. “Wat is er aan de hand?”, vraagt hij. “Weet je dat niet?”, zegt de ene vriend. En ze beginnen het hele verhaal te vertellen. De man luistert. Als zij het hele verhaal hebben verteld, zegt de man: “Jullie snappen het niet.” De man legt uit wat er is gebeurd. Alles wat er is gebeurd al stond geschreven in de heilige boeken. Dus ze hoeven niet verdrietig te zijn.
Het wordt donker. Gelukkig komen ze bij een herberg. “Wij gaan hier eten en slapen”, zeggen de vrienden. “Ga je mee?” De man gaat mee. De vrienden hebben het nog steeds niet gezien. De man die met hen meegaat, is Jezus. Ze hebben hem niet herkend.
Ze gaan aan tafel. Jezus pakt het brood en de wijn. Hij breekt het boord en deelt het uit, net zoals de laatste keer dat hij samen met zijn vrienden aan tafel zat. De mannen kijken met grote ogen. Dit kan niet waar zijn! Zien ze het echt? Het is Jezus!
Ze kijken elkaar aan en dan weer naar Jezus maar Jezus is weg.
De mannen zijn heel blij. Ze hebben Jezus gezien. Jezus is er nog. Ze gaan gauw terug naar Jeruzalem om het aan hun vrienden te vertellen.