Bouwsteen 1, Onderdeel 4
Bezig met cursustraject

Jezus wordt veroordeeld groep 7-8

Bouwsteen Progress
0% Afgerond

Project ‘Op naar Pasen’

Deel 2 Jezus wordt veroordeeld

WAT DOEN WE?

  • Het verhaal ‘Jezus wordt veroordeeld’
  • In het verhaal stappen door vragen.
  • Op verhaal komen door een elfje te maken

Groep: 7&8

Stappenplan:

  • Verhaal lezen
  • Vertelplaat bekijken (aparte bijlage)
  • Vragen beantwoorden.
  • Elfje maken

WAAROVER GAAT HET VANDAAG?
Op de vrijdag voor Pasen herdenken we dat Jezus wordt veroordeeld. Een van zijn leerlingen, Judas heeft hem de avond daarvoor verraden.

INTRODUCTIE
Als een vrouw Jezus met kostbare olie zalft, vinden de leerlingen dat verspilling van dure olie. Jezus legt uit dat zij juist begrijpt dat zijn dood nabij is. Judas wordt boos op zijn meester. Hij gaat naar de hogepriesters om Jezus te verraden. Later krijgt Judas spijt als hij ziet wat hij heeft aangericht. Dat was niet de bedoeling maar is niet meer terug te draaien.
Je kunt denken dat Judas een slecht mens is. Maar is dat wel zo? Hij neemt een beslissing maar krijgt spijt van wat hij heeft gedaan. Misschien had hij er niet goed over nagedacht? Misschien was hij boos of teleurgesteld en zocht hij een manier om dat te laten merken.
Soms is een slechte keuze te herstellen, soms moet je je hele leven, leven met een zwaar geweten. Judas kon niet meer met zichzelf leven.

HET VERHAAL ‘Jezus wordt veroordeeld’
Naar het bijbelverhaal in Het Evangelie van Matteüs hoofdstukken 26 en 27.

Jezus is met zijn leerlingen in Jeruzalem. Ze zitten bij elkaar als er een vrouw naar Jezus toekomt. Ze heeft een kruikje met kostbare olie bij zich. Ze giet de olie uit over zijn hoofd. De leerlingen zijn verontwaardigd, ze vinden het zonde van de dure olie. Ze hadden er veel armen mee kunnen helpen. Maar Jezus zegt: ‘Het is juist goed wat zij gedaan heeft. Armen zullen er altijd zijn, maar mij hebben jullie niet altijd bij je. Wat zij doet, heeft te maken met wat gaat komen, mijn begrafenis.’

Judas, één van de leerlingen, loopt kwaad weg. Hij gaat naar de hogepriesters en vraagt: ‘Wat krijg ik van jullie als ik hem aan jullie overlever?’ De hogepriesters betalen hem 30 zilverstukken. Vanaf dat moment zoekt Judas naar een moment waarop hij Jezus kan verraden. De volgende dag zit Jezus samen met zijn leerlingen. Het is het Pesachfeest. Ze vieren dat altijd met een maaltijd met platte broden en wijn. Ze herdenken dat het Joodse volk onder leiding van Mozes uit Egypte is gevlucht. Tijdens de maaltijd zegt Jezus: ‘Het is bijna zover. Ik zeg jullie, één van jullie zal mij uitleveren.’

De leerlingen schrikken. Dat kan toch niet waar zijn? Zij zijn toch zijn leerlingen en vrienden? Ze houden van hem! Dat Jezus dit zegt, vinden ze verschrikkelijk. Judas kijkt Jezus aan en vraagt: ‘Ben ik het meester?’ Jezus antwoordt: ‘Jij zegt het.’
Dan neemt Jezus het brood in zijn handen en spreekt een dankgebed uit. Dat doet hij ook met de wijn. Hij vraagt de leerlingen om brood en wijn met elkaar te blijven delen om hem te gedenken ook als hij er niet meer is. Jezus zegt: ‘Ik zal bij jullie zijn, iedere keer als je dit doet’.

Na de maaltijd lopen Jezus en de leerlingen naar de Olijfberg. Jezus voelt het naderende verdriet van het afscheid. Hij wil alleen zijn om te bidden. Jezus vraagt aan hen of ze de wacht bij hem willen houden terwijl hij bidt, maar ze vallen in slaap. Dan klinken er ineens harde voetstappen. Mannen met zwaarden en stokken komen de heuvel op. Ook Judas is erbij. Hij loopt naar Jezus en zegt: ‘Dag meester’, en geeft hem een kus. 

De mannen nemen Jezus gevangen en brengen hem voor de hogepriesters. Zij beschuldigen hem. Ze vinden dat Jezus met God gespot heeft. Ze vinden hem een bedrieger. Jezus laat ze praten, ze willen het toch niet begrijpen. De hogepriesters vinden hem schuldig en brengen hem naar de landvoogd Pilatus.
Als Judas ziet wat er met Jezus gebeurt, krijgt hij spijt. Hij brengt de 30 zilverstukken terug en zegt: ‘Ik heb een onschuldige verraden.’ Maar de hogepriesters halen hun schouders op en zeggen: ‘Dat is jouw zaak, wat kan ons dat schelen?’
Pilatus de landvoogd ondervraagt Jezus: ‘Dus u bent de koning van de Joden?’ En Jezus antwoordt: ‘U zegt het.’ Als de hogepriesters Jezus beschuldigen, geeft Jezus geen antwoord.

Pilatus is verbaasd. Begrijpt deze man niet waar hij van beschuldigd wordt? Omdat het Pasen is, mag Pilatus een gevangene vrijlaten. Pilatus laat het volk kiezen: ‘Wie willen jullie dat ik vrijlaat: de misdadiger Barabbas of Jezus, die zegt dat hij de koning van de Joden is?’
Het volk roept: ‘Barabbas!’ ‘Maar wat zal ik dan doen met Jezus?’ vraagt Pilatus. ‘Aan het kruis met hem!’ roepen de mensen. ‘Wat heeft hij dan eigenlijk gedaan?’ probeert Pilatus nog, maar de mensen roepen alleen nog harder. Pilatus ziet dat hij niet verder komt. Hij laat een schaal water brengen en wast zijn handen. ‘Ik was mijn handen in onschuld. Ik ben niet schuldig aan deze veroordeling,’ zegt hij. Hij laat Barabbas vrij en geeft opdracht Jezus te kruisigen.
Jezus moet zelf het zware kruis de heuvel op dragen. Een paar keer struikelt hij. Gelukkig zijn er mensen die hem helpen. Een paar uur later wordt hij boven op de heuvel Golgota tussen twee misdadigers gekruisigd. Voor Jezus aan het kruis sterft, wordt het donker in het hele land. Jezus’ stem klinkt luid: ‘Vader, waarom heeft u mij verlaten?’ Even is het stil en dan zucht Jezus: ‘Vergeef hen Vader, ze weten niet wat ze doen’. Vlak voordat Jezus sterft zegt hij: ‘In uw handen Vader leg ik mijn geest’.

Dan sterft hij terwijl zijn moeder Maria en andere vrouwen om hem treuren. Jozef, een rijke man die zich bij de leerlingen van Jezus heeft aangesloten, vraagt aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus van het kruis mag halen. Dat mag. Jozef wikkelt het lichaam in een nieuwe linnen doek. Hij legt het lichaam in zijn eigen graf in de rotsen en rolt een zware steen voor de opening.

IN HET VERHAAL STAPPEN DOOR VRAGEN

Opdracht 2: Geef antwoord op de vragen. Van iedere soort minstens 3. Je mag zelf kiezen.

Verhelderingsvragen:

  • Waarom giet de vrouw kostbare olie over het hoofd van Jezus?
  • Waarom wordt Judas boos op zijn meester?
  • Wat betalen de hogepriesters voor het verraad van Judas?
  • Weet Jezus wie hem verraden heeft? Hoe weet hij dat eigenlijk?
  • Heeft Judas spijt van zijn daad?

Ervaringsvragen:

  • Ben jij wel eens boos en impulsief?
  • Heb jij wel eens iets gedaan waar je spijt van hebt?
  • Hoe voelt het als iemand jou verraadt of verklikt?
  • Hoe voel je je als je een fout niet kunt goedmaken?

Levensbeschouwelijke vragen:

  • Wat is de prijs die Judas betaalt voor zijn verraad?
  • Waarom wordt Jezus niet boos op Judas?
  • Kan Judas goedmaken wat hij heeft gedaan?
  • Kun je altijd je fouten weer goedmaken?
  • Is het Judas’ schuld dat Jezus sterft? Waarom wel of niet?
  • Kun je van iemand houden en tegelijk boos op hem zijn?

De antwoorden op ervarings- en levensbeschouwelijke vragen bedenk je zelf. Het gaat om jouw mening. Daarbij is geen goed of fout.

OP VERHAAL KOMEN ‘JUDAS’

Opdracht 3: Maak een elfje over Judas.

Ter voorbereiding op jouw elfje, denk je na over de vraag

  • Welke emoties heeft Judas in het verhaal?
  • Wie was Judas?
  • Wat deed hij en hoe voelde hij zich daarbij?

Opmerkingen:

  • Het gedicht hoeft niet het hele verhaal te vertellen.
  • In een gedicht kun je juist inzoomen op één stukje uit een verhaal. Je kunt daar je eigen woorden aan geven.
  • In een gedicht kun je ook een vraag stellen.

Elfje over Judas
Een elfje is een gedicht van vijf regels met in totaal elf woorden: 1 – 2 – 3 – 4 – 1

  • Kies één woord als titel van het gedicht, dat kan Judas of Jezus zijn maar ook een gevoel (bijvoorbeeld boos of spijt) of een woord uit dit Bijbelverhaal (bijvoorbeeld verraad of veroordeeld).
  • Schrijf twee woorden over een gevoel dat bij de titel hoort.
  • Schrijf drie woorden over een stukje uit het verhaal.
  • Stel een vraag die jij aan Judas zou willen stellen.
  • Sluit af met een woord om over door te denken.

Stuur de antwoorden bij opdracht 2 en het Elfje over Judas naar jouw juf of meester.