Lees het verhaal en kijk naar de vertelplaat.
HET VERHAAL ‘JEZUS WORDT VEROORDEELD’
Naar het bijbelverhaal in het Evangelie van Mattheus Hoofdstukken 26 en 27
Jezus was in de stad Jeruzalem om met zijn leerlingen het Pesachfeest te vieren. Ze waren de stad binnengegaan terwijl er veel mensen langs de kant stonden te juichen voor Jezus. Ze noemden hem hun nieuwe koning. Er waren ook mensen die geen vrienden waren van Jezus, bijvoorbeeld de hogepriesters van de tempel. Zij waren boos op Jezus omdat hij had gezegd dat hij de Zoon van God was. Ze waren ook bang dat de mensen meer naar Jezus zouden luisteren dan naar hen. Ze bedachten een plan om van Jezus af te komen.
Een van de leerlingen van Jezus heette Judas. Hij vond eigenlijk niet dat Jezus het goed deed. Hij wilde dat Jezus het anders zou gaan doen. Hij was een beetje boos geworden. Hij ging naar de Hogepriesters en hoorde daar van hun plan. Hij beloofde Jezus aan te wijzen als de soldaten kwamen om hem te zoeken. Kom maar naar de tuin in de stad zei Judas. Daar zitten we vanavond en dan geef ik Jezus een kus. Zo weten ze wie ze moeten pakken.
Zo gebeurde het. Jezus werd gevangen genomen. Hij werd eerst bij de hogepriesters gebracht. De mensen die er bij stonden riepen; ‘Jezus moet dood!’ Maar de hogepriesters mochten Jezus niet veroordelen. Dat mocht alleen Pilatus, de baas van het land.
Dus werd Jezus bij de landvoogd gebracht. Pilatus vroeg hem: “Ze zeggen dat jij de koning van de Joden bent. Klopt dat?” Jezus zei: “U zegt het”. De hogepriesters vertelden waar ze Jezus van beschuldigden. Jezus gaf geen enkel antwoord. Toen zei Pilates tegen hem: “Hoor je niet wat ze allemaal over je vertellen?” Maar Jezus zei niets.
Ieder jaar werd bij het Pesachfeest een gevangene los gelaten. De mensen mochten kiezen welke gevangene weer vrij mocht zijn. Pilatus haalde Barabbas erbij. Dat was een heel gevaarlijke man. Pilatus vroeg aan zijn volk wie hij vrij zou laten: Jezus of de gevaarlijke Barabbas. Ze riepen: “Barabbas moet vrij!” “En wat moet ik dan doen met Jezus?” vroeg hij aan de mensen. “Hij moet dood. Aan het kruis met hem!” riepen ze. “Wat voor kwaad heeft hij dan gedaan?” vroeg hij. Maar zij schreeuwden nog harder: “Aan het kruis met hem!”
Pilatus zag dat hij niets verder kwam. Hij liet een kom met water brengen en waste zijn handen. Hij zei tegen het volk: “Kijk, ik was mijn handen schoon. Ik ben onschuldig, dit is niet mijn idee. Jullie moeten het zelf weten.” Daarna liet Pilatus Barabbas vrij. Hij gaf Jezus aan de soldaten om hem met een zweep te slaan en daarna te kruisigen.