Bouwsteen 1, Onderdeel 3
Bezig met cursustraject

Jezus wordt veroordeeld groep 5-6

Bouwsteen Progress
0% Afgerond

Project ‘Op naar Pasen’

Deel 2 ‘Jezus wordt veroordeeld’

WAT DOEN WE?

  • Het verhaal ‘Jezus wordt veroordeeld’
  • In het verhaal stappen door antwoorden te zoeken op vragen.
  • Op verhaal komen met de opdracht ‘de Kruisweg’.

Groep:5-6

Stappenplan:

  • Verhaal lezen
  • Vertelplaat bekijken (aparte bijlage)
  • Vragen beantwoorden.
  • Opdracht ‘de Kruisweg’.

Zelf toevoegen:

  • Papier, lijm en schaar

WAAROVER GAAT HET VANDAAG?

Jezus wordt veroordeeld door Pilatus en sterft aan het kruis.
Vorige week las je in het verhaal over het laatste avondmaal dat Jezus wordt meegenomen door soldaten. Zij nemen hem eerst mee naar de tempel, naar de hogepriesters, de machtige mannen. Zij willen van Jezus af. Jezus praat over God en zegt dingen die zij niet willen. Dat moet stoppen. De mensen zijn het met hen eens. Jezus moet dood! Maar dat mogen ze niet zomaar doen. Pilatus is de baas en hij moet het goed vinden.
Voor Pilatus hoeft het niet maar omdat de mensen schreeuwen dat Jezus dood moet, vindt hij het goed. Hij wil er alleen niets mee te maken hebben. Hij wast zijn handen om te laten zien dat hij geen schuld heeft aan wat er gebeurt.
Jezus krijgt zijn kruis op zijn schouders en moet het zelf de berg op dragen. Op die berg wordt hij aan het kruis geslagen en gaat hij dood. Zijn moeder en zijn vrienden lopen de hele weg met hem mee. Zodra hij dood is, halen ze hem van het kruis en begraven hem. Dan gaan ze naar huis. Maar het verhaal is nog niet afgelopen. Dat komt pas op Pasen.

Opdracht; Lees het verhaal en bekijk de vertelplaat.

HET VERHAAL ‘JEZUS WORDT VEROORDEELD’

Jezus werd naar het paleis van de hogepriester Kajafas gebracht. Alle belangrijke mensen van het volk waren daar ook. Petrus volgde op een afstandje en wachtte op de binnenplaats van het paleis hoe het af zou lopen.
Allerlei mensen riepen slechte dingen over Jezus die niet waar waren. Maar Jezus zei niets. Toen zei de hogepriester Kajafas: ‘Luister toch wat er allemaal over jou wordt gezegd! Ben je de zoon van God? Dat mag namelijk niemand zeggen. De straf daarvoor is dat je dood moet!’ Toen zei Jezus: ‘U zegt het. Ik niet’

Kajafas werd heel boos en zei tegen de mensen die erbij stonden: ‘Wat vinden jullie hiervan? Mag hij dat zeggen?’ ‘Weg met hem! Hij moet dood’, riepen de mensen. Ze spuugden Jezus in zijn gezicht en ze sloegen hem.
Judas zag het allemaal gebeuren en hij kreeg vreselijke spijt. Hij ging naar de hogepriesters en zei: “Ik wil jullie geld niet. Dit was niet de bedoeling!” De priesters trokken zich er niks van aan. Judas werd nu zo verdrietig en had zoveel spijt dat hij niet meer wilde leven.
Petrus zat intussen op de binnenplaats. Iemand herkende hem. ‘Hé, jij hoort toch ook bij Jezus?’ ‘Nee hoor!’, zei Petrus, ‘Ik ken die hele man niet’. Toen kraaide er een haan. Petrus huilde omdat hij Jezus inderdaad in de steek had gelaten.

De volgende morgen besloten alle hogepriesters en leiders van het volk dat Jezus de doodstraf moest krijgen. Ze moesten dat eerst vragen aan Pilatus, de hoogste baas in het land. Die moest het ook goedvinden. Een heleboel mensen kwamen kijken. Pilatus stelde vragen aan Jezus om er achter te komen of hij iets fout had gedaan. Pilatus vroeg: ‘Ben jij de koning van de Joden? Dat riepen de mensen toch toen je Jeruzalem inkwam vorige week?’ ‘U zegt het. Ik niet’, zei Jezus. Pilatus keek goed naar Jezus en zei: ‘Ik kan niets vinden dat fout is’. Maar de mensen buiten riepen: ‘Weg met hem. Aan het kruis met hem!’
Toen zei Pilatus: ‘Volgens mij heeft hij niets fout gedaan. Ik vind het niet nodig. Het is jullie keuze.’ Hij waste zijn handen in een schaal met water om duidelijk te laten zien dat hij er zogenaamd niets mee te maken had. Hij gaf wel opdracht om Jezus te slaan met een zweep en gaf hem daarna aan de soldaten.

De soldaten namen Jezus mee, trokken zijn kleren uit, deden hem een rode mantel om en drukten een kroon van doorntakken op zijn hoofd. Toen lachten ze hem uit: ‘Kijk, die koning! Hallo, koning, haha!’
Daarna namen ze hem mee de stad uit naar de berg Golgota. Onderweg viel Jezus een paar keer. Het kruis was zo zwaar. De soldaten zeiden tegen een man die stond te kijken: ‘Help hem!’ Simon pakte het zware kruis en hielp Jezus om het te dragen. Het gezicht van Jezus was helemaal bezweet. Plotseling stond een vrouw voor Jezus, Veronica. Zij had een koele doek in haar handen en veegde het gezicht van Jezus af. Ze zorgde even voor Jezus maar dat duurde niet lang. Veronica werd weggestuurd door de soldaten.

Op de berg hingen ze hem aan het kruis en verlootten zijn kleren onder elkaar. Boven Jezus’ hoofd hing een bordje ‘Jezus, de koning van de Joden.’ De mensen die langsliepen riepen gemeen: ‘Moet je zien. Hij zei toch dat hij de zoon van God is? Als dat zo is, kom dan van het kruis af!’

Die middag werd het donker alsof het nacht was. Toen ging Jezus dood. De aarde beefde en er kwamen scheuren in de rotsen. Toen de soldaten die bij het kruis stonden dit allemaal zagen, werden ze heel bang. ‘Hij was echt de zoon van God’, zeiden ze.

Een stukje verderop stond een groepje vrouwen. Ze hoorden al lang bij de groep van Jezus en waren erg verdrietig. Er stond ook een man die Jozef heette bij. Hij hoorde net als de vrouwen bij de groep en was erg rijk. Hij vroeg aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus van het kruis mocht halen om het te begraven. Dat mocht. Ze bedekten het lichaam met doeken en legden het in een graf dat net was gemaakt. Het was een soort grot. Ze rolden een hele zware steen voor de opening en gingen naar huis.

IN HET VERHAAL STAPPEN DOOR VRAGEN
Kies bij iedere opdracht 2 vragen die je wilt beantwoorden.

Opdracht 1:

  • Wie willen Jezus uit de weg ruimen en waarom?
  • Twee leerlingen van Jezus doen iets waardoor ze Jezus in de steek laten. Wie zijn dat en wat doen zij?
  • Wat zegt en doet Pilatus als Jezus bij hem is?
  • Wat doen de soldaten vlak voordat ze Jezus aan het kruis slaan?
  • Wat staat er boven Jezus zijn hoofd op het kruis?

Opdracht 2

  • Ben je wel eens in een katholieke kerk geweest? Wat heb je daar gezien?
  • Wat vond je van de schilderijen en de beelden?
  • We weten niet hoe Jezus Maria of een van de anderen er heeft uitgezien. Heb jij wel eens een beeld of schilderij gezien, waarvan je dacht, zo kan Jezus er wel hebben uitgezien? Waardoor dacht je dat?

Opdracht 3

  • Er zijn mensen die zeggen dat je geen schilderij of beeld mag maken van iemand uit de bijbel. In de katholieke kerk worden juist wel beelden en schilderijen neergezet en gehangen. Wat denk jij hierover?
  • Helpen plaatjes ons om het verhaal beter te beleven?
  • In elk land op de wereld zien Jezus en Maria er anders uit. In Afrika als zwarte mensen, in Azië als Aziatische mensen en ga zo maar door. Waarom zouden mensen dat doen?
    De antwoorden bij opdracht 2 en 3 bedenk je zelf. Het gaat om jouw mening. Daarbij is geen goed of fout.

OP VERHAAL KOMEN; ‘DE KRUISWEG’

In katholieke kerken hangt een soort stripverhaal, ‘de Kruisweg’. Dat vertelt het verhaal in plaatjes.
Op het werkblad vind je deze plaatjes. Het zijn er 14.
Deze plaatjes komen uit een kinderboek uit Sierra Leone, in Afrika.
Je vindt de plaatjes en teksten in de bijlage (pdf hieronder)

  • Knip de tekstjes en de plaatjes uit.
  • Zoek de juiste teksten en plaatjes bij elkaar.
  • In de plaatjes zie je iets dat je kan helpen hierbij.
  • Leg de plaatjes met tekst in de juiste volgorde.
  • Misschien kun je met iemand anders controleren of het klopt.
  • Plak je plaatjes en teksten op. Misschien heb je een oude rol behang thuis? Dan kan het daarop. Anders op een ander groot vel papier of een paar kleinere aan elkaar geplakt.
  • Versier jouw kruisweg.
  • Maak een foto van jouw kruisweg.

Stuur de foto van jouw kruisweg naar jouw juf of meester, samen met jouw antwoorden op de vragen.